Er zijn krachten in het stadhuis die willen dat de Floriade niet meer in de gemeenteraad besproken wordt.
Daar kan ik me wel wat bij voorstellen.
Er wordt namelijk in de raad nooit meer iets leuks besproken over de Floriade.
Het is een en al ellende, ruzie, achterklap en vooral… grote onduidelijkheid.
Ik ben ervan overtuigd dat er geen raadslid is dat nog begrijpt hoe het evenement in elkaar steekt.
Afgelopen donderdagavond was er een debat over de Floriade.
Alleen de PVV en de PvdD zeiden wat.
Ja, en ook de wethouder. Maar die vindt het geweldig hoe het nu met de Floriade gaat. Hij heeft het volste vertrouwen in het evenement.
Wel een leuk vraagje: wethouder snapt u het nog?
Maar dat laat ik buiten beschouwing.
Alle andere partijen zwegen bij het debat.
En wanneer zwijgen politici?
Als er stront aan de knikker is.
Of als ze iets niet snappen.
Het gaat in de raad nu alleen nog maar over het spelletje rond de Floriade, maar niet over wat er werkelijk speelt.
Zolang je, zoals nu, alle luiken dichthoudt, is elk kiertje nieuws.
Ik zeg daarom… als je de shit toch wel gaat krijgen, kan je beter de deuren meteen open zetten.…
Tag: Almere
Zwijgen
Telefoon
Het is aardedonker langs het parkeerterrein bij behandelcentrum De Meregaard in Parkwijk.
Bij de school de Bongerd staat de gebruikelijke groep hangjongeren.
Er klinkt iets dat op muziek lijkt.
Op het parkeerterrein staan zoals altijd de dealers in een donkere auto.
Tenminste ik denk dat het dealers zijn, want ze krijgen vaak bezoek van andere auto’s en dan gaan de portierramen vlak naast elkaar naar beneden en dan vertrekt de bezoeker weer snel.
Toch voel ik mij niet onveilig.
Want ik laat er mijn grote hond Boike uit.
Plots stopt een brommer naast me.
Twee donkere petjes kijken me aan.
Boike zit te kakken.
Het is koud, dus de drol rookt mooi.
De petjes kijken me zwijgend aan.
“Goedenavond, heren’, groet ik.
Ze nemen me zwijgend op.
Maar dan komt Boike in actie.
Ik kan hem nog net wegtrekken.
De petjes kijken mij vies aan, en scheuren weg.
“Je zoekt het ook zelf op”, zegt mijn vrouw Jessica als ik thuis ben. “Ga daar dan ook niet lopen. Loop dan ergens anders.”
“Bij de school het Zonnewiel staan ’s avonds ook altijd dealers”, zeg ik.
“Neem dan in ieder geval je telefoon mee”, zegt Jessica.
“Die neem ik ’s avonds juist nooit mee”, zeg ik. “Voorzorgsmaatregelen.”…
Wegsturen…. een rotgevoel
“Ik kan soms niet anders dan een leerling de klas uitsturen”, zegt juf Ankie, een van de deelnemers aan het gesprek dat ik voer met leerkrachten van basisscholen over onderwijs.
“Dat heb ik ook”, voegt een Marie-Trees toe. “Ik geef zo nu en dan een time out aan een kind. Dat plaats ik dan in een andere klas. “Dat geeft mij rust, zodat ik me met de andere kinderen kan bezig houden.”
Ik kijk de groep leerkrachten aan.
Ik begrijp hen, maar ik heb er geen begrip voor.
Zwijgend blijf ik kijken.
Er valt een pijnlijke stilte.
“Hoe was het vroeger, toen jullie kind waren. Toen je door je vader of moeder weggestuurd werd naar je kamer? Hoe voelde dat?”
Het blijft stil.
“Hoe voelt het nu in je relatie als je ruzie hebt. En je partner snauwt je toe ‘ik wil je nu niet meer zien.”?
Het blijft stil in de groep.
Het voelt ongemakkelijk.
En ik denk voor hen ook.
“Dat is geen vergelijking”, sputtert Ankie.
“De kern is ‘wegsturen’ ”, zeg ik, “hoe voelt het om weggestuurd te worden. Hoe voelt dat voor jullie? Hoe voelde dat vroeger en hoe voelt dat nu?”
“Dat voelt niet goed”, zegt Ferry, een van de leerkrachten.
“Hoe voelt een kind zich dan als het door jou wordt weggestuurd?”, vraag ik.
“Ik denk gewoon rot”, knikt Ferry.
“Waarom stuur je een kind dan weg?”, vraag ik. “Wil je een kind een rotgevoel geven?”
“Het is misschien meer voor mezelf”, zegt Marie-Trees. “Dat ik even rust krijg om de groep weer op de rails te krijgen.”
“Bedoel je daarmee dat we kinderen wegsturen voor onszelf?”, vraagt Ankie.
“Ik denk het wel”, zegt Ferry. “Toen ik thuis mot had met mijn vrouw, zaten we allebei te mokken in een aparte kamer. Dat was een klote-gevoel.”…
45 km
“Man schiet op”, mopper ik als ik langs de Mc Donalds van Stad naar Haven rijd. Voor ons sukkelt een
grote Toyota, licht slingerend, voort.
“Kijk nou”, zegt mijn vrouw Jessica, “hij heeft een 45 km-bordje achterop.”
Nu zie ik het ook.
De Toyota die twee keer zo groot is als onze Skoda, is een 45 km-karretje. Met brommerplaatje en een nummerbord waarop staat ‘Aranka.’
“Wat is dit voor flauwekul”, roep ik ongeduldig uit.
“Dit mag tegenwoordig”, legt Jessica uit. “Je mag je auto laten ombouwen tot 45 km-karretje. Je hebt dan geen rijbewijs nodig en de auto hoeft zelfs niet APK-gekeurd te worden.”
Ik kijk in mijn spiegel. Achter ons rijdt een forse rij auto’s met bestuurders die minstens zo ongeduldig kijken als ik.
“Ik ga der langs”, roep ik. “Ik wil voor het donker thuis zijn.”
Vol overtuiging ga ik over de doorgetrokken streep. Het is per slot van rekening overmacht.
Nijdig druk ik op de claxon.
Achter het stuur van de 45 km-Toyota zit een pukkelgezicht van nauwelijks 16 jaar.
Met het spreekwoordelijke petje.
Hij geeft mij nadrukkelijk de middelvinger.
Bij een grote-mensen-auto horen grote-mensen-gebaren.…