In het aardedonker van de late avond zie ik bij de school aan de Parkwijklaan vier zwarte schimmen langs de muur schuifelen.
Ik schat hen op pakweg 15-16 jaar.
Eentje schiet de hoek om en voelt aan de voordeur van de school.
Duidelijk op slot.
Ook de deur even verderop geeft niet mee.
Het joch voegt zich weer bij zijn maten.
Mijn hond Boike spitst de oren als we dichterbij lopen.
De vier staan nu voor de deur en proberen hem open te trekken.
Boike heeft er genoeg van en begint luid te blaffen.
Dan zie ik de vier het dak van de school op klimmen.
Het geblaf weerkaatst tegen de flat aan de overkant.
Ik zie hen wegrennen over het dak.
Daarna zijn ze verdwenen.
“Waarom heb je de politie niet gebeld”, vraagt mijn vrouw Jessica als ik weer boven ben.
“Ach, de vorige drie keer toen ik belde, gebeurde er ook niks”, brom ik.
Samen kijken we vanaf de dertiende verdieping naar de school. De onverlaten lijken het hazenpad gekozen te hebben.
“Toch vind ik dat je de politie had moeten bellen”, zegt Jessica nogmaals.
“Ach”, zeg ik, “een rondje met de hond is effectiever.”…
Auteur: Robert Mienstra
Waaks
Die Partei
Ik ben het hartgrondig met Die Partei eens. Er moeten hoge hekken om de AZC’s in Nederland komen.
Maar partijgenoten. Moet niet op iedere hoek een wachttoren komen? Met zoeklichten. En het hek moet dubbel worden, zodat er valse honden tussen de hekken in kunnen lopen.
Geen mens komt er meer levend uit.
En voor de zekerheid wat machinegeweren op de wachttorens.
En als je toch een poging waagt: 220 volt brengt je wel op andere gedachten.
Ook het voorstel van Die Partei om een avondklok voor AZC’s heeft mijn instemming. Maar ook dit kan beter. Gewoon de hele dag de boel op slot. Wat heb je als asielzoeker, sorry, als verkrachter, buiten de poort te zoeken. Gewoon werken binnen de poorten: dat maakt vrij.
Maar er zijn meer verbeteringen denkbaar.
Nu er massa’s verkrachters door Nederland lopen, is het natuurlijk het beste dat je de verkrachters op grote afstand al herkent.
Partijgenoten, ik stel voor dat er een grote blauwe lichtgevende stip op de kleding van de asielzoekers, sorry van de verkrachters, wordt genaaid. Een ster is ook mogelijk.
Je ziet de buitenlanders, sorry, de verkrachters – in ieder geval op grote afstand aankomen.
De Oplossing, de enige echte, werd mij deze zomer in Polen duidelijk.
Toen bezocht ik Auschwitz.…
Buurman Karel
Van 1998 tot 2002 schreef ik in het Dagblad van Almere tientallen columns over mijn Buurman Karel uit Almere Haven.
Een rondborstige Almeerder die van zijn hart geen moordkuil maakte.
Buurman Karel had in zijn huis een bar.
Hij nodigde mij vaak uit aan de toog en onder het genot van een duikbootje becommentarieerde hij de Almeerse politiek.
Wat ik dan weer opschreef.
Duikbootje? Buurman Karel zette altijd een glas bier voor me klaar en een glaasje jenever. Dat glaasje jenever moest dan neer gelaten worden in het bierglas: het spreekwoordelijke duikbootje.
Politici daar moest hij niks van hebben.
Burgemeester Ouwerkerk was voor hem een blaaskaak die hij steevast ‘die dikke’ noemde.
Kortom, Buurman Karel had het niet zo met de heren van de politiek.
Buurman Karel was dus mateloos populair bij onze lezers.
Na het verdwijnen van het Dagblad van Almere kreeg ik nog veel verzoeken om Buurman Karel ten tonele te brengen. Hij sprak vanuit het hart, wat de Almeerder ook voelde.
Vorige week is Buurman Karel overleden.
Ook zijn vrouw Sarah was ziek.
Zij overleed drie dagen later.
Zo waren Buurman Karel en zijn Sarah.
Hand in hand door het leven, elkaar volgend tot na de dood.
…
Franciscus Max
Annemarie deed het goed in Almere.
Ondanks wat probleempjes met een illegale waterpomp in haar kelder.
We krijgen een nieuwe op 9 september.
Ik heb hem al even de hand mogen schudden: Franciscus Max Weerwind.
Onze nieuwe burgemeester.
We noemen hem Franc.
Pretoogjes, dat zeker.
Maar ze kijken dwars door je heen.
22 september is hij jarig.
Van de PVV zal hij zelf de gebakjes moeten betalen.
Hij was voor Telstar.
En hoort nu bij Almere City FC.
Pulcinella in Haven krijgt er een klant bij. Franc houdt van Italiaans eten.
De schaatsvereniging krijgt er een lid bij: Franc schaatst op noren en ijshockeyschaatsen.
Samen met zijn vrouw kijkt hij ‘Boer zoekt vrouw.’
Kortom Franc is een een potentiële Almeerder.
Ik citeer De IJmuidense Courant van vorige week met een groot interview met Franc:
‘Het duurt nog maar een paar dagen en dan is Franc Weerwind van Almere. ,,Die stad heeft me altijd al getrokken”, vertelt hij. ,,Vanwege de grootse ruimte, bijna geen belemmering voor moderne architectuur, vanwege de honderdtachtig verschillende nationaliteiten die er wonen. Maar vergis je niet, mijn burgemeesterschap in Velsen was voor mij een Godsgeschenk.”
Tja, kom daar als Almere maar eens over heen.…
Mazda
Mijn vrouw Jessica en ik schrikken op.
Piepende banden en motorgeraas.
Beneden op de parkeerplaats tussen de school Helen Parkhurst en de badmintonhal staat een witte Mazda.
De motor gromt, de bestuurder geeft volop gas maar houdt de koppeling ingedrukt.
Dan stuift de Mazda met piepende banden over de parkeerplaats, slipt een bocht en nog een bocht. Een lantaarnpaal wordt op een haar na gemist.
Een moeder met twee kindjes op het fietspad stapt af en zoekt een veilig heenkomen.
“Die gasten zijn gek”, zegt Jessica. “Dat is levensgevaarlijk.”
De achterkant van de auto slipt weg, de auto spint nog net niet.
De Mazda neemt de kleine rotonde wel tien keer achter elkaar.
Zwarte strepen verschijnen op het wegdek.
“Dit gaat fout”, zegt Jessica, “je moet de politie bellen. Dit doe je niet met een auto die van jezelf is.”
“Zo ,zo”, zegt de agent aan de telefoon. Hij wil daarna alles van mij weten, maar niks van de witte Mazda. Dat ik foto’s heb, filmpjes, niet interessant. Maar wel mijn hele doopceel. “We maken er melding van”, zegt de agent.
Dat is politietaal, het betekent in gewoon Nederlands… u hoort er nooit meer wat van.…
Wijf
Mijn vrouw Jessica fietst langs de Cinemadreef richting huis.
Fietstassen vol met boodschappen van de markt van het Stadhuisplein..
Voor haar fietst een moeder met haar zoontje van ongeveer 4 jaar.
Het jochie zwalkt voor haar op zijn eigen fietsje richting het tunneltje onder de Veluwedreef door.
“Hé, ga aan kant”, schreeuwt de moeder tegen het jongetje.
Hij doet dat… alleen naar de linkerkant.
Pal voor de fiets van Jessica.
Jessica remt voor hem af.
“Godverdomme, klerelijer”, kijft de vrouw tegen de uk, “ik zeg toch aan de kant.”
“Nou, nou”, zegt Jessica tegen haar, “zo praat je niet tegen een klein kind hoor.”
Dit was de druk op de rode knop.
“Waar bemoei jij je mee, kuttenkop”, krijst de jonge moeder nu tegen Jessica, “bemoei je met je eigen.”
“Poeh poeh poeh”, schudt Jessica haar hoofd.
Ze rijden het tunneltje in.
“Sodemieter op vuile slet”, galmt het door de holle ruimte. “Typhuslijer.”
Jessica besluit de confrontatie niet aan te gaan en fietst naar huis.
Geschokt vertelt ze mij dit verhaal.
Ik knik berustend.
“Dit wordt duidelijk een gevalletje jeugdzorg over een paar jaar”, zeg ik.
We zwijgen dan.
Vol medelijden met het jongetje.…
Kampje
We rijden de stadscamping op van Poznan in Polen. Hoera, het meisje bij de receptie begrijpt enigszins Engels.
“We place. Only cash.”
Ik begrijp dat er plaats is en dat de camping zwart betaald moet worden.
We zoeken een plekje onder de bomen.
Net als mijn vrouw Jessica en ik een rosé ontkurken verschijnt hij.
Een militair.
Of wat daar voor doorgaat. Een onduidelijk legerhemd, zwarte broek tot halverwege de kuiten en zwarte legerkisten aan de voeten.
Op zijn heup een zwart pistool.
Hij gaat vlak achter de camper staan en mompelt wat in zijn walkie-talkie.
“What are you doïng?”, vraag ik de strijder.
Hij kijkt langs me heen. Keert op de hakken en begint te patrouilleren langs het hek.
Ik zie prikkeldraad bovenop.
Boos been ik naar de receptie en vraag wat die militair met zijn pistool doet.
“Security, sir. You are in Polen now.”
De hele nacht horen we militaire schoenen stampen over het weggetje. We horen de aflossing van de wacht. Er wordt zelfs met auto’s gepatrouilleerd.
Iedere keer als ze langs komen slaat onze hond aan.
“Waarom is dit nodig?”, fluistert Jessica.
“Ik weet het niet”, fluister ik terug. “Ze zullen het wel niet voor niets doen.”
We hebben ons zelden zo onveilig gevoeld op een camping.…
Handdoek
We staan op een kleine camping in die Heimat.
Aan een meertje.
Dat noemen ze daar See.
Ja ja, Duitsers.
De campingeigenaar heeft een paar ligbedden ter beschikking gesteld aan de oever.
De campinggasten mogen er gratis gebruik van maken.
Dat meldde hij ons toen we ons inschreven.
Als mijn vrouw Jessica en ik de volgende ochtend om een uur of half elf eens lekker in de zon willen gaan liggen… blijken de bedjes bezet.
Tenminste er liggen handdoeken op.
We gaan in onze eigen stoelen bij de camper luieren.
Ook andere campinggasten twijfelen even bij de bedjes, en gaan verderop liggen.
Rond twaalf uur gaat de deur van de caravan naast ons open. De Duitse familie waggelt met zware koeltassen naar de bedjes en installeert zich.
Het blijken hun handdoeken te zijn.
De volgende ochtend zien we bij het ontbijt de buurman met een stapeltje handdoeken naar de ligbedden lopen.
De handdoeken worden er op uitgespreid.
De man loopt terug naar de caravan, sluit de deur.
En ja hoor, rond twaalf uur worden de bedjes weer door de buren in gebruik genomen.
“Zo raken ze ‘bezet’”, zegt Jessica.
“Tja, Duitsers”, grijns ik.…
Klemborden
“Wilt u meedoen aan een klein smaaktestje?”, vraagt de studente met klembord.
“Nee, dat wil ik niet”, antwoord ik nors.
“Want ik ben al honderd keer door jullie hiervoor gevraagd.”
Iedere zaterdag ga ik naar de biep in Stad.
Thrillers lenen.
En daar staan ze altijd weer voor de ingang van de Nieuwe Biep.
De klemborden.
Week in week uit.
Of ik iets wil proeven en daar mijn mening over wil geven.
Ooit trapte ik er een keer in.
Verzachtende omstandigheid: de studente was een langbenige blondine.
Ik kreeg gore toast te proeven die tussen mijn vullingen plakte.
En slokjes sinaasappeldrank, zo zoet, dat ik ter plekke diabetespillen nodig had.
En de blondine maar opschrijven dat ik alles belabberd vond.
Als beloning kreeg ik een rolletje pepermunt.
Alsof ze zelf wist wat een smerige nasmaak ik had.
Met een stapel boeken verlaat ik de biep.
“Meneer… mag ik u wat vragen?”
“Nee”, brul ik. “Niet weer. Nu niet, nooit meer! Ik wil hier ongestoord boeken lenen en niet vergiftigd worden door die troep van jullie. Laat me met rust!”
Het meisje deinst achteruit.
Ik zie haar ogen vochtig worden.
Inderdaad, die straatmarketeers zijn om te huilen.…
Vrouwen
“Financiële onafhankelijkheid bij vrouwen is ook een mannenzaak”, kopt de stelling van deze krant vorige week op de voorpagina.
Daar ben ik het natuurlijk hartgrondig mee oneens.
Iedereen mag in Nederland zijn eigen keuze maken.
De krant stond helemaal in het teken van vrouwen. De Voorpagina opent met een artikel over hoe je vrouwen in hun kracht moet zetten. Verderop gaat het over de nominaties voor de Flevolandse zakenvrouw van het jaar, een lady’s-day bij een tennisclub. En nog een paar dames die een oorkonde of een orde verdienden.
Plus natuurlijk de pagina health, sport en beauty.
Een hoog Libelle-gehalte dus.
Nou hebben we de Libelle zomerweek met koopjesjagende mollige moekes gelukkig al achter de rug.
Maar vrouwen in hun kracht zetten?
Waarom vrouwen als een achterstandsgroep zien.
Op het VWO zitten meer meisjes dan jongens. In de HAVO maken de dames een forse inhaalslag.
Het onderwijs, de zorg en de hulpverlening zijn al volledig gefeminiseerd. Je treft er nog nauwelijks een man aan.
De dames hebben op veel fronten in de samenleving al de broek aan.
Bij mij thuis in ieder geval wel.
De vuilniszak voor morgen staat al weer – als stille hint – klaar bij de voordeur.…