Wijf

door | 6 augustus 2015 | Columns | 0 Reacties

Mijn vrouw Jessica fietst langs de Cinemadreef richting huis.
Fietstassen vol met boodschappen van de markt van het Stadhuisplein..
Voor haar fietst een moeder met haar zoontje van ongeveer 4 jaar.
Het jochie zwalkt voor haar op zijn eigen fietsje richting het tunneltje onder de Veluwedreef door.
“Hé, ga aan kant”, schreeuwt de moeder tegen het jongetje.
Hij doet dat… alleen naar de linkerkant.
Pal voor de fiets van Jessica.
Jessica remt voor hem af.
“Godverdomme, klerelijer”, kijft de vrouw tegen de uk, “ik zeg toch aan de kant.”
“Nou, nou”, zegt Jessica tegen haar, “zo praat je niet tegen een klein kind hoor.”
Dit was de druk op de rode knop.
“Waar bemoei jij je mee, kuttenkop”, krijst de jonge moeder nu tegen Jessica, “bemoei je met je eigen.”
“Poeh poeh poeh”, schudt Jessica haar hoofd.
Ze rijden het tunneltje in.
“Sodemieter op vuile slet”, galmt het door de holle ruimte. “Typhuslijer.”
Jessica besluit de confrontatie niet aan te gaan en fietst naar huis.
Geschokt vertelt ze mij dit verhaal.
Ik knik berustend.
“Dit wordt duidelijk een gevalletje jeugdzorg over een paar jaar”, zeg ik.
We zwijgen dan.
Vol medelijden met het jongetje.