Oud

door | 21 februari 2016 | Columns | 0 Reacties

“Ben ik bij de Dirk, is het daar superdruk”, foetert mijn vrouw Jessica.
“Het hele bejaardentehuis was uitgelopen”, gaat Jessica verder. “Overal in de winkel rollators, rolstoelen en wandelstokken. En dat staat allemaal maar breeduit met elkaar te beppen, terwijl ik haast heb.”
“Tja”, zeg ik, “een supermarkt heeft ook een buurtcentrumfunctie.”
“Staat er een vrouw met zo’n enorme elektrische rolstoel dwars over het pad”, zegt Jessica. “Precies een meter verder moet ik een pak koffie hebben. Dus ik vraag of ik er even langs mag.”
“Zegt die vrouw; ‘je kan toch wel effe omlopen. Je ziet toch dat ik hier sta.’”
“Ik vroeg of ze even een stukje naar achteren wilde rijden. Maar ze vertikte het. ‘Ik sta hier en ik ga echt niet voor jou opzij. Loop maar om.´
Ik zie Jessica weer verontwaardigd worden.
“Als ik in de supermarkt loop, vragen die rolstoelers daar altijd of ik producten van de bovenste schappen voor ze wil pakken. Dat doe ik altijd. Maar een stukje achteruit rijden voor mij, dat is teveel werk. Ze moeten niet denken dat ik ooit nog wat voor ze pak.”
“Jongeren of ouderen, het is altijd wat”, zeg ik.
“Van die jongeren van de middelbare school heb ik nooit last”, zegt Jessica. “Die zijn wél altijd vriendelijk.”