“Bam”, hoor ik tegen mijn auto.
Ik rijd over een zebrapad en een voetganger die meende dat hij voorrang had, trapt tegen mijn auto.
Hij was een meter van het zebrapad.
Toegegeven, met een paniekstop met rokende banden had ik hem voorrang kunnen verlenen. Misschien wel moeten verlenen.
Maar tegen mijn auto trappen is een brug te ver.
Ik maak dus alsnog de paniekstop.
Stap uit en wil de man verbaal te lijf gaan.
Minimaal.
Mijn highkick mag er ook wel wezen.
“Guppekop”, schreeuw ik. “Mot je nou?”
Op de andere rijbaan stopt een speknek in een zwart Golfje met dubbele uitlaat.
Type patjepeeër.
“Vijfenvijftigplussers kennen ook niet rijen”, schreeuwt hij mij door zijn raampje toe.
“En kale mannen zijn impotent”, schreeuw ik terug.
De patjepeeër heeft geen haartje op zijn hoofd.
Furieus gooit hij zijn portier open, kennelijk met de bedoeling mij te lijf te gaan.
In zijn woede vergeet hij zijn gordel af te doen.
Woest rukkend zoekt hij de sluiting van zijn gordel.
“Pinkeltje!”, pest ik en spring in mijn auto.
Met rokende banden scheur ik weg.
De voetganger was inmiddels in de benen.
Maar die kom ik nog wel een keer tegen.