“Wat lees ik nou”, roept mijn vrouw Jessica. “Ze gaan een torenflat bouwen naast de Voetnoot?”
Met haar handen in de zij kijkt ze vanuit onze woonkamer op de dertiende verdieping in Parkwijk richting het stadscentrum.
En richting Amsterdam.
Vaak kijkt ze dromerig naar de Westertoren die we goed zien.
Daar is ze vlak bij geboren, in de Jordaan.
En ja hoor.
“Als daar een torenflat komt naast de Voetnoot, dan kan ik de Wester niet meer zien”, spuwen haar ogen vuur.
“Maar het is wel leuk voor Stad als daar een landmark komt”, verdedig ik de beste binnenstad van ons land.
Oei.
“Me hele uitzicht gaat naar de gallemiezen”, schreeuwt Jessica. “Me vader stond nog met ze haringkar onder de Wester.”
En ja hoor.
“Ik wil nu verhuizen.”
“Er bestaat nog iets als planschade”, zeg ik. “Als je uitzicht verpest wordt, kan je schadevergoeding van de gemeente krijgen.”
Jessica valt stil.
Haar hele familie bestaat uit Jordanese handelaren.
“Schadevergoeding?”, bromt ze, “maar, eh, hoe hoog is die schadevergoeding?”
“Ik weet niet wat een uitzicht op de Westertoren waard is”, zeg ik.
Jessica gaat abrupt zitten.
“Ik ga die gemeente een enorme poot uitdraaien”, grijnst ze.