Stank

door | 18 april 2021 | Columns

“Hoera, er komt een frietfabriek in Almere”, roep ik als ik thuis kom.
“Dat gaat dan lekker stinken”, zegt mijn vrouw Jessica vanuit de keuken waar ik de deksels van de pannen oplicht.
Rode kool, piepertjes en een lapje.
“Waar komt die frietfabriek? Op de Floriade?”, vraagt ze. “Floriade Friet, mooie naam.”
“Op de Floriade krijg je alleen maar selderiestengels met een sojadipsausje”, brom ik. “ Het geld is op voor behoorlijke horeca. Ze moeten daar eerst de salarissen uitbetalen.”
Jessica draait de lapjes.
En daarna komen de pannen op tafel. Bord op schoot en een crimi kijken.
“Waar komt die patatbakkerij?”, vraagt Jessica.
“Bij Kruidenwijk.”
Jessica trekt haar neus op. “Als de wind verkeerd staat, gaan wij dat ook ruiken. Zo’n fabriek stinkt uren in de wind.”
“Net als de Floriade”, grinnik ik.
Verwoed prik ik piepertjes op mijn bord. Twee lepels jus erover heen, daarna de rode kool en prakken maar.
“Mag die fabriek daar wel komen?”, vraagt mijn vrouw.
“Nee, natuurlijk niet”, zeg ik, “hij past niet in het bestemmingsplan.”
“Let op mijn woorden”, zegt Jessica, “die fabriek komt er gewoon, in Almere heb je helemaal geen vergunning nodig om iets te bouwen.”