Liever goedkope bietjes dan politiek

door | 29 oktober 2019 | Blogs | 6 reacties

Over de kloof tussen stadhuis en inwoners

Door Robert Mienstra

Minder dan de helft van de stemgerechtigden stemt bij gemeenteraadsverkiezingen. De kloof tussen de man en vrouw in de straat en de politiek in het stadhuis is groot. Veel te groot.
In dit stuk laat ik mijn gedachten gaan over het waarom van de kloof en geef ik enige aanzetten om die kloof een beetje smaller te maken. Geen discussiestuk, geen betoog, geen pamflet, louter een aanzet tot een gesprek.
Laat maar van je horen in de reactie-optie onder deze blog.
_________________________________________________

“Voorzitter, ik zie op pagina 17 onder het tweede lid a in de derde zin een bedrag staan van…”
Op dat moment stond ik op en verliet de Politieke Markt in het stadhuis van Almere.
Dit kon ik niet uitleggen aan mijn lezers.

Het ging hier om de verantwoording van het beleid van de gemeente over de jeugdzorg. Het nieuws was dat de gemeente meer geld uitgeeft aan jeugdzorg dan van te voren bedacht was. Het was de bedoeling dat de raadsleden hier slimme dingen over zouden zeggen en met oplossingen zouden komen. Maar het werd geneuzel over paragraaf zoveel, sub a.
Het waaróm van teveel geld uitgeven werd niet besproken. Het werd muggenziften en mieren- en kommaneuken op cijfertjes.

Uitleggen
Ik had gehoopt dat ik aan mijn lezers had kunnen uitleggen hoe het komt dat er zoveel geld wordt uitgegeven aan de jeugdzorg en of dat inderdaad teveel was. Dat lukte dus niet.
Het komt vaker voor dat raadsleden niet tot de kern komen, niet hun politieke standpunt uitleggen en alleen maar inzoomen op pieterpeuterige details waar ik niets van snap en mijn lezers ook niet. Vandaar dat ik de raadsvergadering verliet en koffie ging drinken.
En dan dacht ik na hoe ik moet uitleggen aan mijn lezers dat ik niet kan uitleggen wat de raadsleden uit naam van de kiezers doen in het stadhuis.
Dan begreep ik de grote kloof tussen politiek en inwoners. Mijn lezers willen gewoon weten wat ze er aan hebben wat er in het stadhuis gebeurt.

Taak
Een belangrijke taak van de raadsleden is het controleren of het college van burgemeester en wethouders het beleid goed uitvoert. Dat is  verantwoording aan de inwoners van de stad, aan hun kiezers. Nu – bij de jeugdzorg – gedroegen de raadsleden zich als boekhouders, als droogstoppels.

Interesse
Wat interesseert het de inwoners dat het cijfertje onder lid a. al dan niet klopt? Geen zier.
De inwoners willen weten waarom de gemeente een tekort krijgt op de begroting bij de jeugdzorg. Wat gaat er mis in de stad dat die zorg zo duur is? En vooral… wat gaan we er aan doen om de kosten binnen de perken te houden. Dan komt er ook weer meer geld voor die kapotte lantaarnpaal op de hoek. Die is voor de inwoners veel belangrijker dan ‘pagina 17 onder het tweede lid a in de derde zin’.

Zin
Aan de vergadertafel waren meer raadsleden aanwezig dan belangstellenden op de publieke tribune. Er zat slechts een handjevol ambtenaren. In het theater is het dan de vraag of de voorstelling wel door moet gaan als er meer acteurs op het podium staan dan er publiek in de zaal zit.
Ik vraag me af of dit soort openbare raadsbijeenkomsten wel zin heeft. Het interesseert op deze manier niemand in de stad. Het enige wat Tante Truus en Ome Tinus van de hoek vinden is dat het een schande is ‘dat het geld met bakken over de schutting wordt gegooid.” Of dat ander geld verkeerd besteed wordt. “Stop het geld van de Floriade maar in de jeugdzorg, dan heeft de bevolking er ook nog wat aan en dan wordt eindelijk ook die lantaarnpaal gerepareerd en de loszittende tegels in de stoep vastgezet.”

Belangstelling
De publieke belangstelling voor de raadsbijeenkomsten is bedroevend laag. Zeg maar bijna nul. Ja, als het over de eigen achtertuin gaat, dan komt het publiek opdagen: als hun bootjes weg moeten, hun camping kan opdoeken of als het gaat om een theatergezelschap dat het college aanvankelijk liever kwijt is dan rijk. Dan zitten de bootjeseigenaren, de caravangasten en de acteurs op de publieke tribune.
Maar bij de reguliere raadsbijeenkomsten zie je nauwelijks geïnteresseerde inwoners
Nou zijn die bijeenkomsten ook alleen maar interessant als je echt in de dossiers zit. En die zijn polsdik, geschreven in een taal voor insiders. En zelfs een aantal van de 45 raadsleden heeft er grote moeite mee te begrijpen waar ze mee bezig zijn.
Op verjaardagen weten Tante Truus en Ome Tinus het prima te vertellen wat er beter kan in de stad. Dat kunnen ze ook. Dat is meer dan onderbuikgevoel. “Maar we luisteren daar niet naar”, zei laatst een journalist van de Groene Amsterdammer tegen mij.

Inspreken
Soms komen inwoners inspreken op de Politieke Markt. Keurig voorbereid en vaak bloednerveus. Ze krijgen van de voorzitter 5 minuten de tijd, en daarna kunnen ze opzouten naar de publieke tribune. De raadsleden bedanken allemaal de inspreker voor de bijdrage en gaan daarna verder met hun politieke spelletje. De inspreker zit monddood op de publieke tribune. Gewoon mee debatteren zou moeten kunnen, misschien wat chaotischer dan anders, maar de raadsleden zouden zich daarin moeten kunnen redden. Het gaat om het punt van de inspreker. De partijen roepen altijd dat ze in gesprek willen met de inwoners. Is er dan een keer eentje aanwezig, dan mag die niet actief meedoen. En wat zegt die inspreker op de verjaardag thuis: “Ik heb mijn zegje gedaan, dat ging goed, hoor. Maar het maakte niets uit.”
Soms stellen echt geïnteresseerde raadsleden nog wel eens een vraag aan de inspreker, maar van mee debatteren is geen sprake.

Nog een kwestie
Verder wordt er nauwelijks een item op de Politieke Markt in één avond afgerond. Iedere partij moet er z’n plasje over doen, wat dan weer aanleiding geeft om elkaar partijpolitieke vliegen af te vangen.
En zit er publiek voor het eigen onderwerp, dan gaat het na die afgebroken vergadering teleurgesteld naar huis, want er is geen beslissing, geen eindconclusie, nee… ‘we gaan volgende week verder.’ Moet het publiek weer komen opdagen.
In die week is er dan in inmiddels in de achterkamertjes overlegd en hebben de wethouders de fractiekamers van hun partij bezocht om de nooduitgang te zoeken hoe ze er zonder gezichtsverlies mee weg kunnen komen. En het publiek? Dat zit mokkend thuis: “Zakkenvullers, pluchezitters.”

Geen snars
Stel ik zou zonder enige voorkennis op de publieke tribune zitten en luisteren wat de raadsleden naar voren brengen. Ik zou er geen snars van snappen. Op een avond was een studentengroep van Windesheim op bezoek om de Politieke Markt een keer mee te maken. Na tien minuten gaven de studenten zich gewonnen en verlieten giechelend de zaal. Er was voor hen geen touw aan vast te knopen. Dat waren studenten. Onze toekomstige hoogopgeleiden. Laat staan wat Tante Truus en Ome Tinus er van zouden vinden. Ook echt he-le-maal niets.

Verschillen
Waarom is de afstand tussen de bevolking van Almere en de politiek zo groot? Als er verkiezingen zijn, dan kunnen de politici het wel. Gehuld in jacks met de clubkleuren van hun partij duiken ze overal in de stad op. Met flyers waarin keurig in korte statements staat wat de partij wil: meer en betere zorg, beter onderwijs, meer leraren, beter onderhoud van de stad, meer groen, beter openbaar vervoer, meer woningen, en ga zo maar door. Het is één pot nat. Allemaal willen ze hetzelfde.

De partijen verschillen nauwelijks van elkaar in verkiezingstijd. Waarom is het in de raadszaal dan zo moeilijk om samen te werken, om bijvoorbeeld die woningbouw uit het slop te halen. De verschillen zitten in de kleine details. Iets meer of minder sociale woningbouw. Maar allemaal willen ze bouwen. Maar die kleine verschillen zijn de stokken tussen de spaken. Waarom dan niet snel een leesbaar stuk gemaakt waarin staat hoe er voor die 18.000 woningzoekenden in de stad huizen kunnen komen? Dat wil iedereen.
Maar nee, er wordt geneuzeld over kleinigheden. Wat willen Tante Truus en Ome Tinus? Gewoon, vier muren met een dak er op. Vooral voor hun volwassen kinderen die allemaal nog thuis wonen.

Laten de politieke partijen ook nú wekelijks de straat op gaan in hun gekleurde jacks. En dan overal uitleggen aan de inwoners wat er speelt in het stadhuis. Dan moeten ze eens aankomen met ‘, ik zie op pagina 17 onder het tweede lid a in de derde zin een bedrag staan van…’ Tante Truus op de markt zou zich omdraaien: “Meneer, ik zie daar dat de bietjes in de aanbieding zijn en der leggen er nog maar een paar.”

Leg aan tante Truus uit waarom haar kinderen geen woning kunnen vinden in de stad en nog 15 jaar moeten wachten. Als je dat kan, en durft uitleggen .. dan ben je een politicus met ballen.
Leg uit waarom die Floriade van levensbelang is voor de stad. Ga op een zeepkist staan, laat je zien.

Oprecht
Is het allemaal kommer en kwel in het stadhuis? Wel nee. De gekozen raadsleden doen oprecht hun best, steken ziel en zaligheid in hun werk. Hebben naast het raadswerk gewoon een baan en vaak een gezin. Ze krijgen er ook – zij het bescheiden – voor betaald. Als je deze vergoeding omrekent naar de tijd die ze in het raadswerk steken, dan heeft een 16-jarige vakkenvuller een veel hoger uurloon. Dus met dat zakkenvullen valt het ook wel mee.
Een vakkenvuller ligt ook minder onder vuur dan het gemiddelde raadslid. Dat heeft af en toe een olifantshuid nodig om zich staande te houden.
Ondanks het harde werken en de goede bedoelingen van de raadsleden, gaat minder dan de helft van de stemgerechtigden in Almere naar de stembus. Een meerderheid blijft thuis. Die interesseert het niet of heeft het vertrouwen in de volksvertegenwoordiging verloren.
Dat vertrouwen moet teruggewonnen worden. De gekleurde jacks uit de mottenballen, de zeepkisten opgepoetst, de gesprekken aangaan op de markt. Want dat is de plek waar wat te winnen is.

In de oude Griekse democratie was de markt (de agora) de verzamelplaats waar de politiek besproken werd en kwam er de volksvergadering samen. De gebouwen van het stadsbestuur stonden er. Almere sluit daar aardig bij aan. Het stadhuis staat aan onze agora zoals bij de oude Grieken. Ga dus het stadhuis uit, onze agora op en ga daar in gesprek met de inwoners. The place to be.

Wat moeten politici doen in de gemeenteraad? Er voor zorgen dat alles waar ze het tijdens de verkiezingscampagne zo over eens zijn, uitgevoerd gaat worden door het college. En dat moeten ze weer controleren.

En wat moet het college doen? Alle beleidsplannen niet langer schrijven dan 1 A-viertje. In begrijpelijke taal. Maximaal 500 woorden. Met de simpele methode van de 7 W’s en de H: Wat, waar, wanneer, waarom, wie, waartoe, waarmee en hoe.
Dan snappen we het. En misschien willen tante Truus en ome Tinus er dan ook eens een blik op werpen. En die weglopende studenten ook.

Wat willen oom en tante horen van de politici? Dat ze het snappen en dat ze hun stem terug horen in de raadzaal. Ze willen van de raadsleden weten wat er gebeurt en waarom. En graag binnen vijf zinnen. Met deze 2 W’s – wat en waarom – kom je al een heel eind om oom en tante goed te informeren. En daarmee wellicht te interesseren. Als politici beter duidelijk kunnen krijgen wat ze willen en doen, dan kunnen burgers daar ook makkelijker op reageren.

Dan kunnen de bietjes op de markt misschien even wachten, want de andijvie ligt nog volop in de kraam en is ook best goedkoop.