Ik was er al klaar mee. Een Almeerder die mijn collega’s van de krant en de laatste tijd mij bestookte met mailtjes vol scheldpartijen en vuige, intimiderende praat.
Maar ik was er echt helemaal klaar mee toen hij het over mijn vrouw begon te hebben.
“Nu is het genoeg”, riep ik op de redactie, en belde de politie.
De dienders lazen de mails en brieven die we sinds 2011 bewaard hebben. “Dit gaat ver over de grens”, zei de agent aan de telefoon. “Dit kan echt niet, dit moet stoppen, hier gaan we wat aan doen.”
En inderdaad, de volgende dag al werd de betreffende Almeerder verrast door een bezoek van de politie.
“Ik denk dat je hier geen last meer van zal hebben”, appte de agent na een uurtje. “We gaan hem monitoren en als het doorgaat, gaan we daar een totaal ander gesprek voeren.”
Ik heb mijn vrouw Jessica nooit verteld over de vervelende mailtjes. Ik zou haar alleen maar bezorgd maken als ik haar bijvoorbeeld de onthoofdingsfilmpjes zou laten zien die mijn deel zijn. Dat een Almeerder vond dat mijn collega geëlimineerd moest worden. Of de brieven van de laatste maanden had laten lezen.
Maar nu heb ik dat wel gedaan.
“Wat moet ik doen als die malloot hier thuis voor de deur staat”, vroeg ze.
“Meteen 112 bellen”, zei ik.
Voor de zekerheid posteert Jessica een oude hockeystick van onze kinderen bij de voordeur.
Ik ben niet bang uitgevallen. Toen ik net twee jaar in het onderwijs zat kwam een vader met een stuk staal in zijn hand mijn klas binnen om “het cijfer dat ik aan zijn dochter had gegeven wat omhoog te krikken.” Ik zag er de humor toen nog van in en praatte de man aan een kop koffie, waarna ik dikke maatjes met hem werd.
Wat in Amsterdam best handig was.
Ook de wapens die ik in het onderwijs tegenkwam hebben mij nooit verontrust. “Het is nog geen pauze om je broodje te snijden, en een appeltje schillen in de klas mag niet”, zei ik steevast als ik weer eens een vlindermes in het lokaal tegenkwam. Waarna het wapentuig steevast aan mij overhandigd werd.
Bang ben ik nooit geweest. Ik zat jaren op een louche sportschool waar de mannen mij leerden: “Robert, je hoeft niet sterk te zijn, maar snel, sneller dan de ander.”
Ze deden het me voor.
Eigenlijk nooit een centje pijn gehad. Alle bedreigende sores kan ik nog steeds met een kwinkslag af.
Maar als mijn vrouw binnen beeld komt… dan ben ik er klaar mee.
Trouwens, de hockeystick van Jessica staat er nog steeds.