“Oma, wil je m’n aardrijkskunde overhoren?”, vraagt onze negenjarige kleindochter Nadine.
Mijn vrouw Jessica is de beroerdste niet en begint met het overhoren van de hoofdsteden van onze provincies.
“Wat is de hoofdstad van Flevoland?”, vraagt Jessica.
“Lelystad”, is het snelle antwoord.
“Zeeland?”
“Middelburg.”
“Limburg?”
“Maastricht.”
Dat gaat heel goed, zegt Jessica.
“Noord-Brabant?”
“’s Hertogenbosch.”
“Noord-Holland?”
“Amsterdam.”
“Denk goed na”, helpt Jessica.
“Amsterdam”, houdt Nadine vol.
“Dat is de hoofdstad van Nederland”, verbetert Jessica.
“Ook”, klinkt het wijsneuzerig. “En Amsterdam is ook van Noord-Holland.”
“Nee”, zegt Jessica, “de hoofdstad van Noord-Holland is Haarlem.”
“Mooi niet”, pruilt Nadine, “de hoofdstad van Noord-Holland is Amsterdam. De juf zegt dat zelf.”
“Dan heb je niet goed geluisterd”, stelt Jessica.
“Kijk dan”, roept Nadine. Ze tovert het oefenblaadje van de juf uit haar tas. “Hier staat het, het is Amsterdam. De juf weet het echt wel hoor.”
En vanaf nu is dus de hoofdstad van Noord-Holland… Amsterdam.
Want de juf heeft altijd gelijk.
Ik hoor alles eens aan en weet waar dat extra geld van onderwijsminister Arie Slob aam besteed moet worden.
Niet aan salarisverhogingen, maar aan nascholingscursussen.